…Omdat het om mensen gaat !

Het is zaliger te ontvangen dan te geven

Lezing gehouden voor de beweging van barmhartigheid. Vught november 2010

In deze lezing wil ik een bijdrage geven aan het nadenken over de kunst van het geven en nemen. Als het al een kunst is. Want geven en nemen staan in het spanningsveld van belangen. Belangen van mensen en groepen. Wat gebeurt er als deze mensen en groepen contact met elkaar maken ? Wat gebeurt er als de belangen voelbaar en zichtbaar worden? Ik wil dit doen door u mee te nemen naar mijn woon- en werksituatie in Rotterdam en met name in de betrekking tussen mij en de Stichting Amigos de la Goa, een organisatie van Kaapverdianen in onze wijk. Deze organisatie biedt ondersteuning aan hun familieleden in één van de armste gebieden van de Kaapverdische eilanden. Ik wil u laten zien hoe er in geven en nemen een omkering van de posities kan plaatsvinden En welke gevolgen dat kan hebben voor mijn omgang met de Kaapverdianen en de andere bewoners in mijn werk in de wijk en misschien voor de omgang van de Kaapverdianen met mij.

De vraag om hulp

De Amigos kwamen bij mij met het verzoek om te helpen een crèche te bouwen in het dorpje La Goa. De kinderen kwamen van heinde en ver naar het dorp om naar school te gaan. De ouders moesten op het land werken. Een crèche zou uitkomst bieden . Niet alleen voor de kinderen maar ook voor de hele dorpsgemeenschap. Er was een centrale plek in het dorp waar men ook kon vergaderen.Door gebruik te maken van mijn positie en contacten lukte het om –naast hun eigen activiteiten die geld opbrachten- via de Wilde Ganzen en een woningbouwcorporatie het geld bij elkaar te krijgen.

Deze rol, het geven, deed mij deugd. Ik gebruikte mijn positie ten dienste van anderen. Zij waren blij. Kortom de belangen waren mooi op elkaar afgestemd.

Dat gevoel van tevredenheid werd een jaar later nog verdiept toen mij de uitnodiging bereikte van de burgermeester om samen met hem de eerste steen te leggen van de crèche. Die vraag betekende dit ik mij moest verplaatsen. Weg uit mijn vertrouwde woon-en werkplek , op reis met de Kaapverdianen naar hun land, hun omgeving, hun manier van doen.

Het reisgezelschap

De Amigos hadden de reis goed georganiseerd. Alles werd geregeld. Zij zorgden voor de tickets en de visa en voor het transport naar Schiphol. Op Schiphol werd ik opgenomen in het reisgezelschap. Dat bleek niet alleen te bestaan uit mijn Kaapverdiaanse begeleider, maar ook uit een groep familieleden die uit Noorwegen kwamen en terugkeerden naar huis.

Dit moment van opgenomen worden in het reisgezelschap riep bij mij twee gevoelens op: wil ik controle houden over wat er gebeurt of durf ik mij toe te vertrouwen aan hun vriendelijkheid en zorgzaamheid? Het voelde als je laten ontvangen, als een passief moment.

De reis ging gepaard met overstappen, wachten op een ander vliegtuig en op de boot. Tijdens deze overstapmomenten werden wij gastvrij ontvangen door familieleden. Zij hadden eten gekookt, de tafels feestelijk gedekt en waren nieuwsgierig naar de belevenissen en de welstand van de reizigers. Ik besefte dat ik werd opgenomen in een eeuwenoude traditie van mensen die reizen en trekken naar landen om geld te verdienen. Geld wat nodig is om te kunnen leven en om de mensen die achterblijven te laten leven.

De ogen van de kinderen en van de mensen aan de kant van de weg

Tijdens het verblijf op het eiland Santa Antão heb ik een aantal dagen gelogeerd in het huis van Virgin. Virgin is dertig jaar trekarbeider geweest. Dat betekende dat hij ongeveer 30 keer afscheid nam van zijn vrouw en kinderen om weer te gaan werken op de schepen van een Noorse reder. Over de impact van de trekarbeid voor hem en zijn gezin voerden wij lange gesprekken tijdens de maaltijden in de keuken en op het dak van zijn huis. Met het geld dat hij heeft verdiend en met zijn pensioen kan hij zijn kinderen helpen met zakendoen in Cabo Verde. Hij legde mij uit dat hij door dit te doen de pijn van al die jaren afscheid nemen misschien iets kan verzachten: ‘ ik heb het gevoel dat ik iets terug kan doen’.

Ik vond het pijnlijk om hem dit te horen vertellen. De werkelijkheid van de trekarbeid veroorzaakt pijn. Pijn dat je niet thuis kunt zijn, dat je jouw kinderen niet ziet opgroeien, dat je iedere keer weer afscheid moet nemen. Kan het geven van geld deze pijn verzachten? Wordt er door de ongelijke verhoudingen tussen arm en rijk, niet iets genomen dat onherstelbaar is?

Is er sprake van lagen als wij spreken over geven en nemen?De laag van de macht(economisch, het systeemwereld) en de laag van het alledaagse leven van mensen( de leefwereld). Lagen die je niet zomaar met elkaar kunt verbinden? De laag van het overleven die bepalend is voor de kwaliteit van de menselijke verhoudingen, om te beginnen in het gezin van de trekarbeider.

Op een keer zei hij: ‘Heb je weleens in de ogen van de kinderen in Cabo Verde gekeken? Heb je gemerkt hoe zij naar ons kijken? Als ik in hun ogen kijk dan heb ik het gevoel dat God ons iets heeft gegeven in de kinderen van ons volk n.l.: vriendelijkheid en zorgzaamheid. Die kom je overal tegen hier in Cabo Verde .Misschien heeft God ons die gegeven omdat wij verder niks hebben. Wij leven eeuwenlang in een arm en droog land waar wij nauwelijks toekomst hebben…’ . Het was een moment dat ik nooit meer zal vergeten. Het was alsof er een ruimte, een hele diepe dimensie werd ontsloten. Een ruimte waarin ik opgenomen door zijn woorden.

Ik had het gevoel dat hij mij door zijn vraag opnam in de vriendelijkheid en de zorg, die door God aan de Kaapverdiaanse kinderen was gegeven. Weer besefte ik dat ik mij daarmee moest verhouden. Durf ik mij in deze ruimte te laten ontvangen? Wat betekent dit voor mij? Weet ik nog wel wie ik ben als de zaken zo staan? Wie geeft er wat aan wie?

Tijdens mijn bezoek werd ik als vorst rondgereden over het eiland. In de snelle fourwheeldrive van de burgermeester. De mensen stopten om ons te laten passeren. Zij keken ons aan vanaf de kant van de weg. De vrouwen, lopen rechtopgaand met jerrycans vol water of manden met vis op hun hoofd. De vrouwen zijn de draagsters in het land. Al eeuwenlang dragen zij de kinderen, het water en het voedsel. In vroeger tijden droegen zij de smokkelwaar in de donkere nachten over het eiland. Dat heeft hun lichamen getekend.. Zij zien er taai uit, verweerd en krachtig met hun strakke hoofddoeken om.

De kinderen gaan over de weg in hun schooluniformen en met hun schooltassen op de rug. Vaak moeten zij meer dan twee uur lopen naar de dichtstbijzijnde school en weer terug naar huis. De meesten dragen geen schoenen. De mannen met in hun handen gereedschap om het land te bewerken. Soms dragen zij bossen brandhout of gewas op hun schouders. Eén dingen hebben zij met elkaar gemeen. Dat is de manier waarop zij naar ons kijken, de blik in hun ogen. Die blik zou ik willen omschrijven als nieuwsgierige ironie. Aan de ene kant bespeurde ik een zeker ontzag voor de uitstraling van de auto met chauffeur van de burgemeester. Aan de andere kant echter, toonde die manier van kijken een volstrekt onafhankelijke manier van zijn, daar aan de kant van de weg. Voor mij waren die momenten erg confronterend.

Tijdens deze momenten van confrontatie, in de blik van de mensen aan de kant van de weg oog in oog met ons in de auto, kwamen er (even) twee heel verschillende dimensies of lagen van het leven met elkaar in aanraking. De blik in hun ogen verwijst naar de armoede en het eeuwenlange lijden én naar de waardigheid, de vriendelijkheid en de zorgzaamheid die daarmee blijkbaar is verbonden. Wij daarentegen vertegenwoordigen de werkelijkheid van de macht. Ik voelde mij een vertegenwoordiger van het witte sterke Westen met geld en vooral economische invloed.

Dit moment van de botsing van de twee realiteiten bepaalt mij bij de verhouding tussen de twee werkelijkheden. Die verhouding wil ik opnieuw duiden met de woorden geven en nemen .Wie geeft en wie neemt? Is het mogelijk elkaar te verstaan, de kloof te overbruggen tussen deze twee werelden? In welke verhouding staat hun positie aan de kant van de weg tot onze positie in de auto? Hebben zij ons iets te bieden uit een dimensie van lijden en overleven, door de eeuwen heen? Kunnen wij iets uit hun levens ontvangen? Krijgen wij wel de kans om deze vragen tot ons te laten doordringen.? Als dat niet zo is, hoe komt dat dan? Ik denk dat dit niet alleen door komt door onszelf. Komt het ook niet door de Kaapverdianen zelf. Dwingen zij ons, door hun positie aan de rand van de wereldeconomische markt, om te denken in geld en in projekten? Is dit de enige manier om een relatie met elkaar aan te gaan?

Hier komen wij terecht in het spanningsveld van de betrekkingen tussen verschillende mensen en groepen mensen. Is het mogelijk om een relatie aan te gaan? Is het mogelijk te denken vanuit de omkering: wat zou het betekenen voor mij als ik mij eerst laat ontvangen in hun wereld van vriendelijkheid en zorgzaamheid. Wat betekent het voor mij als ik hun duiding : dit is ons van God gegeven ook durf te ontvangen? Durf ik deze ruimte wel aan?

De heilige hostie en het kindergezicht

Om dit nog wat scherper te maken vertel ik een nog een andere waarmening.

In de huiskamer van Paula, de dochter van Virgin, hangt een prachtige foto. Op die foto zie je een gaaf gezicht van een jong zwart meisje. Haar ogen zijn devoot gericht op de hostie, die ligt in de handen van de priester. De priester maakt het gebaar van geven. Dit is een heel oud gebaar van de priesters. Hij denkt dat hij haar zo laat delen in de genade van God. Dat heeft de kerk altijd verkondigd. De foto is genomen in de tussentijd, de tijd die ligt tussen het moment van geven en ontvangen. Een mystiek moment, hier zie je opnieuw de spanning van geven en nemen. Wie geeft wat aan wie?

De foto werkte op mij als een schok. Ik besefte dit kan helemaal niet! Hier moeten de rollen worden omgedraaid. De priester zou zich moeten laten ontvangen door de blik in de ogen van het kind. Daarin ligt volgens Virgin de goddelijke genade voor de arme mensen in besloten.

Later besefte ik dat ik deze schok nodig had om in mijzelf de omkering te voltrekken. Ik denk dat ik toen pas besefte dat ik mij wilde laten ontvangen in wat Virgin mij gaf: God is direct verbonden met het leven van de armen. Zij staan als tegenover aan de kant van de weg en kijken mij aan? Ik moet mij verhouden met wat zij mij vragen. Ik hoef mij niet aan hen uit te leveren omdat ik met mijn leven en mijn positie in die ruimte van God wordt gesteld. Het is een ruimte tussen armen en mij waarin wij op heel nieuwe manier over geven en nemen zullen moeten nadenken. Ik ontdekte dat het zaliger is om te ontvangen dan te geven!

Terug in Rotterdam

De verplaatsing naar Cabo Verde heeft mij geleerd dat er inderdaad vele lagen zijn in de communicatie en de ( machts) betrekkingen tussen de mensen. Ik ben nog veel meer dan daarvoor gaan beseffen dat ik onderdeel ben van die machtsverhoudingen. Dat ik daarin een rol speel. Ik heb geleerd dat ik, als het gaat over geven en nemen, eerst moet leren ontvangen. Leren ontvangen wie die Ander is, in welke ruimte die Ander zichzelf verstaat. Dan ontstaan er aanwijzingen, aanknopingspunten en aanpakken. De Kaapverdianen en de andere buurtbewoners vinden dat niet altijd leuk. Zij willen vaak een kortere snellere weg. Maar mij troost dan de gedachte dat ik het van hen zelf heb geleerd dat het zaliger is om te ontvangen dan te geven.

Rotterdam, 25 ! november 2010 herman ijzerman.

Naschrift

Spiritualiteit en theologie

Het moment waarop Virgin betekenis gaf aan de droogte en de daaruit voortvloeiende armoede van de Kaapverdianen beschouw ik als een mystagogisch moment. Hij, de Kaapverdiaan verbond deze situatie met God. Die betekenis kreeg in mij haar werking toen ik de foto zag in de huiskamer van zijn dochter. Het mystagogisch moment plaatste mij in de ruimte om te kunnen beseffen dat er naast de kerkelijk bepaalde bron van spiritualiteit een heel ander bron van spiritualiteit is. Dat is het leven van de armen, hun dagelijkse strijd om te overleven. In deze lezing heb ik de momenten van voelen en denken met zwart aangegeven. Het is een soort kruiswegstatie van bewustwording. De reis was een ‘Erlebnis’. Maar door de betekenisgeving door Virgin , werd deze persoonlijke ‘Erlebnis’ omgezet in een ‘Erfahrung’. Het wordt opgenomen in een groter veld van betekenisgeving. In dit geval de Christelijke geloofstraditie. Daardoor wordt het mededeelbaar aan anderen. Zij worden uitgenodigd nieuwsgierig te worden en om hun ‘Erlebnisse’te vertellen Dat besef heeft tot gevolg dat er andere vormen van nadenken moeten worden ontwikkeld dan de gebruikelijke manier van theologie beoefening. Dat is hard nodig om de opbrengst daarvan in dienst te stellen van het overleven van de armen.En van de professionele kwaliteiten van hen die zich met de armen willen inlaten. Immers zullen de Kaapverdianen zelf deze betekenis zich durven toe eigenen? Gezien de macht van de kerkelijke betekenisgeving die meekwam met de koloniale macht? Kunnen zij deze meenemen in hun trektocht over de wereld om te overleven? En wat betekent het voor de vrijwilligers en de professionals die zich willen verhouden met hen ? Zitten zij nog gevangen in die oude kerkelijke reflexen of zijn zij vrij om de betekenisgeving van de ander te ontvangen?

Vakmanschap

Volgens Richard Sennett ( ook volgens Henk Oosterling ) is vakmanschap een middel om de waardigheid en de kwaliteit van mensen op te sporen, te ontwikkelen en in te zetten als een tegenkracht tegen de maatschappelijke ongelijkheid. In de ontwikkeling van het vakmanschap zijn drie stappen te onderscheiden:

Tacit knowledge: de kennis en de vaardigheden die een mens heeft verworven

Explicit knowledge: het moment na lang oefenen met die kennis, dat die kennis te kort schiet en dat men iets anders moet ontwikkelen. Dat gaat gepaard met een schok, het bewerkstelligt een attitude van nieuwsgierigheid en heeft plezier tot gevolg.

Tacit knowledge: explicit knowledge wordt geïntegreerd in de reeds bestaande kennis en heeft een verandering van( professioneel ) gedrag tot gevolg. Hier stuiten wij op het zelfde probleem als bij de betekenisgeving. Kunnen de buurtbewoners/dak-en thuislozen etc. dit vakmanschap ontwikkelen? Kunnen de vrijwilligers en de professionals die zich met hen inlaten er tegen dat zij dit ontwikkelen? Wat betekent voor hun rol in dit proces? Voor hun vakmanschap?

De vraag is of dit van buiten wordt opgelegd, door de materie wordt bepaald of dat er in het innerlijk van de mens een kracht is die uitbreekt. Het is ook mogelijk dat dit een valse tegenstelling is en dat er sprake is van een wisselwerking tussen de materialiteit( de wereld, in Sennetts voorbeeld :een muziekinstrument) buiten en de kracht in het innerlijk. In de discussie tussen Richard Sennet en Marli Huijer ( op 26 november 2010 in de Arminius kerk in Rotterdam) gebruikte Sennet het begrip ritueel om dit spanningsveld aan te duiden.

Het is ook interessant om de ontdekking die Fokje en ik deden in Southampton daarbij te betrekken. De vrouwen uit de buurt met wie wij spraken hadden het over een’sparkling moment’. Het was het moment waarop zij beseften aan de hand van de literatuur die zij moesten bestuderen: wat hier staat opgeschreven in de theorie, dat doe ik allang, dat ben ik. De theorie als zaklamp, die het bestaan bijlicht.

Spiritualiteit en vakmanschap

Tenslotte is het interessant om te onderzoeken hoe dan juist de geloofstraditie ruimte schept om de het vakmanschap voortdurend aan de orde te stellen. Zowel naar de buurtbewoner/ dak-en thuisloze als naar de vrijwilligers en de professionals. Het onderzoeken van de stappen : Erlebnis-mystagogisch moment- Erfahrung- het zoeken van de eigen grondtoon(ritueel)- vakmanschap zouden dan ieder keer weer onderzocht en overdacht moeten worden.

Rotterdam, 29 november 2010 herman ijzerman.

Geraadpleegde literatuur

Het dagboek van de reis naar de Kaapverdische eilanden

Richard Sennet, De mens als werk in uitvoering, Amsterdam 2010

Henk Oosterling, Daden als woorden, Heijningen, 2009

Trainingsgcentrum Kor Schippers, verslag van de studiereis naar Southampton, oktober 2009