Een messiaans moment in een oude stadswijk
Geplaatst op 6 oktober 2016 | Door Kor Schippers
Een ‘messiaans moment’ in de oude stadswijk
1 De buurvrouw op de Nieuwe Binnenweg
In het gelige licht dat de zon in het najaar ons schenkt, loop ik over de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam. Opeens zie ik haar zitten. De buurvrouw, die boven het wijkpastoraat woont. Ze zit op de stoep recht onder de nachtkluis van ABN-AMRO-bank. Blijkbaar zijn haar tassen te zwaar voor haar. Ze rust even uit zo te zien. Of wacht zij op iemand?
De buurvrouw is afkomstig uit Cabo Verde, een eilandengroep voor de west-kust van Afrika. Ze woont met haar gezin boven het wijkpastoraat in de Volmarijnstraat. Ze spreekt gebrekkig Nederlands en het lukt bijna niet om een praatje met haar te maken. Het verbaast mij dat ik haar hier zo zie zitten, zo vlakbij huis op een stoep in de straat. Het beeld van de buurvrouw blijft in mijn gedachten. Ik zet het beeld stil en dwing mezelf tot nadenken: ze zit recht onder de nachtkluis van de bank. Naast de kluis zijn er nu de zaken van een pizza-bakker en een winkel voor fietsen. Het is de vraag of deze winkels er over een paar maanden nog zullen zijn. Er verandert iedere dag wel iets in dit stukje van de Nieuwe Binnenweg. Dit gedeelte van de Nieuwe Binnenweg wordt in het dagblad Trouw als volgt omschreven:
“ …het tweede gedeelte, dat van de ’s-Gravendijkwal tot aan Delfshaven, waar de chaos overheerst en waar een flink aantal ‘ schimmige’ winkeltjes en bedrijfjes is gevestigd. ‘ Dat gedeelte mijd ik als de neten’ hoor je vaak. Een wandeling over de Nieuwe Binnenweg naar Delfshaven vanaf het centrum, is dan ook het best te vergelijken met een oplopende thermometer. Hoe verder je van het centrum verwijderd raakt, hoe verhitter de ondernemers zijn over de overlast van junks, de criminaliteit en de verwaarlozing van de omgeving”
Tijdens het stilzetten van het beeld van de buurvrouw op de stoep wordt het contrast zichtbaar tussen haar en de bankautomaat recht boven haar en tussen de winkels en de mensen om haar heen. Volgens de krant bevindt zij zich in het slechtste stuk van de lange winkelstraat. Zij leeft met haar gezin in een gedeelte van de stad dat anderen het liefst mijden. Zij moet de straat delen met junks ,zwervers en andere bewoners van het gebied. Hoe leeft zij? Hoe houdt zij het vol? Hoe voedt zij haar kinderen op? Wat zijn de dingen die zij leuk vindt? Talloze vragen komen op als je stilstaat bij dit beeld.
De vragen komen op omdat ik daar niet zomaar loop. Het is het werkgebied van het wijkpastoraat en bovendien woon ik om de hoek. Ik ken de buurvrouw een beetje omdat wij met elkaar te maken hebben in de straat. De straat bestaat ruim honderd jaar, maar zij is in stukken uiteengevallen. De sloop heeft gaten geslagen tussen de huizen. Er zijn al veel mensen verhuisd. Kunnen de mensen met de lage inkomens nog in de straat blijven wonen na de renovatie en de nieuwbouw? Het is de bedoeling dat er middeldure en dure koopwoningen terugkomen voor de gesloopte goedkope huurwoningen.
De buurvrouw woont met ons in hetzelfde blokje woningen. Ruim een maand geleden hebben wij gehoord dat ‘ons’ blokje mag blijven staan. Het is echter niet duidelijk wie de huisbaas zal worden. Er is een ambitieus plan ontworpen om de straat te verbeteren. Het is nu de vraag of deze plannen uitgevoerd kunnen worden. De grondprijzen stijgen de pan uit en dat wordt doorberekend in de bouwkosten van de woningen.
De buurvrouw is meegekomen met de trekarbeiders uit Cabo Verde. Rotterdam als havenstad is een geliefde woonplek voor dit volk. Veel Kaapverdianen verdienen hun brood op zee, op de binnenvaartschepen en vooral in de schoonmaakbranche. Haar aanwezigheid verwijst ook naar de dynamiek van de economie die mensen noopt tot grensoverschrijdend gedrag.
Exposure
Het sschijnbaar doelloos lopen over straat noemen wij in het oude wijkenpastoraat exposure. In dit artikel wil ik uitwerken wat het belang van de exposure is voor de methode van werken van het buurtpastoraat; voor de doelen die het zich stelt en voor het nadenken over wat er gebeurt tussen werkers en bewoners van achterstandswijken in de grote stad. De ervaringen op straat , in de publieke ruimte en in de huizen van de mensen zijn maatgevend voor de inhoud van het werk De mensen in de achterstandswijken geven zelf de aanwijzingen voor het handelen van de werkers.
2. De betekenis van het lopen over de straat
2.1 Historische achtergrond
Mijn wandeling over de straat is een regelmatig terugkerend moment in mijn werk als oude-wijkenpastor. De reden daarvoor is het besef dat je op straat heel veel aanwijzingen vindt over het wel en wee van de mensen uit de wijk. Deze intuïtie is reeds jaren gemeengoed geworden in het oude-wijken-pastoraat in Rotterdam. Het begon met de omslag van het concept van evangelisatie-predikant naar oude wijkenpastor. Langzamerhand werden wij ons bewust van het feit dat wij de straat op moesten, de huizen van de mensen moesten binnengaan en moesten vertoeven in café’s en op pleinen.
In de jaren zestig was in het clubhuiswerk van de Jeugdhaven was al lang duidelijk geworden dat de Hollandse buurtbewoners geen enkele aansluiting meer hadden met bestaande vormen van kerkelijk leven. Dit betekende dat in de pastorale zorg altijd gezocht werd naar een taalveld waarin het dagelijkse leven in de oude stadswijk kon worden verbonden met de inhoud van het Evangelie. Met andere woorden de volgorde werd omgedraaid: leer eerst goed luisteren naar wat de mensen over zichzelf in hun situatie zeggen. Zoek daarna samen met hen , als zij dat op prijs stellen, naar de betekenis van het Evangelie voor hun bestaan.
Door de stadsvernieuwing en de komst van de immigranten veranderde de situatie ingrijpend. Deze veranderingen versterkten het besef dat wij een methode moesten ontwikkelen waarin de aanwijzingen van de mensen zelf, van het leven op straat, in de huizen en op de pleinen, in de café’s en in de winkels vooraf moesten gaan aan het formuleren van werkplannen.
Concreet leidde dit ertoe dat de nieuwe werkers in het oude-wijken-pastoraat in Rotterdam eerst een aantal weken of maanden door de stad trokken voordat zij in een bepaalde wijk aan het werk gingen. Dit heeft tot gevolg gehad dat wij ons bewust werden van het feit dat er op een andere manier moest worden nagedacht over de inhoud van het werk Niet de voorgegeven concepten over kerk of zending bleken bepalend. Nee, het bleek de kunst om te ontdekken welke betekenis mensen zelf aan hun leven gaven en hoe dat geduid kon worden vanuit de Joodse en Christelijke traditie. In de beginjaren( tussen 1975-1985) was het vooral een kwestie van experimenteren en uitproberen.
Het werd echter steeds duidelijker dat het in het oude-wijken-pastoraat in eerste instantie moest gaan om een dienst aan de humaniteit in de buurt. De feitelijke leef-en woonomstandigheden van de meeste buurtbewoners waren ronduit slecht te noemen. De bewoners in de achterstandswijken van de grote stad worden telkens weer overvallen door de negatieve gevolgen van maatschappelijk ontwikkelingen. De instroom van de immigranten vond grotendeels plaats in deze wijken. De invloed van langdurige achterstelling heeft grote gevolgen voor de psychische weerbaarheid en het welzijn van de mensen. De menselijkheid wordt daardoor voortdurend op de proef gesteld. Het wijkpastoraat stelt zich als eerste ten doel om mee te werken aan het herstellen van of het behoud van deze menselijkheid.
Na een lang proces van zoeken leidde dat tot het besef dat er doelstellingen voor het werk moesten worden geformuleerd op twee niveau’s: op buurtniveau ( het basiswerk) en op het vlak van de kerken. De doelstellingen luiden nog steeds:
Op buurtniveau(= basiswerk):
‘Op grond van het evangelie ondersteuning bieden aan mensen en groepen in achterstandsbuurten in hùn strijd om herstel en behoud van hun waardigheid en zeggenschap in zaken die hun bestaan bepalen’.
Naar de kerken:
‘ Dat er binnen de gevestigde kerken geld beschikbaar gesteld wordt voor, en ruimte geboden wordt aan het ontwikkelen van basiswerk vanuit de buurt. Voorts dat de kerken zich inspannen om samen met de basiswerkers een netwerk op te zetten en in stand te houden ter ondersteuning van dat basiswerk’.
Het uiteenleggen van de doelstellingen had tot voordeel dat er ruimte ontstond om zorgvuldig te werken aan de doelstellingen voor het basiswerk en te zoeken naar methodes om dit uit te voeren en te duiden.
Dit alles vergde veel inspanning van de werkers en wij besloten de hulp in te roepen van Kor Schippers in Kampen. Dit leidde tot een uniek proces waarin basiswerkers, onderzoekers, theologen en sociologen van de universiteit samen, het werk in een oude stadswijk beschreven.
Aansluitend aan dit onderzoek van Schippers werd besloten om aandacht te besteden aan training en begeleiding van de werkers in het veld. Dit leidde ertoe dat er tijd werd vrijgemaakt in Rotterdam om o.a. de methode van het lopen op straat verder te ontwikkelen en meer bekend te maken. Wij bedachten daar het woord exposure voor. Langzamerhand onstond er in andere plaatsen belangstelling voor deze manier van werken. De ervaringen in Rotterdam werden dienstbaar gemaakt aan de opzet van het werk in andere steden.
2.2 Het belang van de exposure voor de dienst aan de humaniteit in de buurt
De doelstelling van het basiswerk in de buurt is niet te verwerkelijken zonder de inbreng van de buurtbewoner. In de Volmarijnstraat zullen wij contact moeten zoeken met de Kaapverdiaanse buurvrouw en haar Turkse buurman als wij de kwaliteit van de huizen in stand willen houden tijdens de renovatie. Wij stuiten dan op bijvoorbeeld de belemmering van de taal. Het kost tijd en geduld om elkaar te verstaan en het gemeenschappelijke en het verschil in de belangen te ontdekken De werker moet bereid zijn om de lange reis naar de buurtbewoner te maken. Deze bevindt zich immers in een andere werkelijkheid: in de oude stadswijk, temidden van een opeenhoping van maatschappelijke problemen
Het gaat in het buurtpastoraat om de menselijkheid van de buurtbewoners en de werker. In ons voorbeeld om de menselijkheid van de Kaapverdiaanse buurvrouw. Over haar angst voor de huisbaas, die zomaar haar huis kan doorverkopen aan een andere speculant op de woningmarkt. Over haar angst voor haar baan in de schoonmaak, die voortdurend wordt bedreigd in de strijd om de goedkope contracten, door de bazen. Over de zorgen om haar moeder die woont in een afgelegen dorp in Cabo Verde. Om nog naar niet te spreken over de opvoeding van haar kinderen.
Als zij ons deelgenoot maakt van deze lasten die haar leven bepalen, merken wij echter ook andere dingen op: haar levenskunst om er toch wat van te maken, haar levenslust en moed om het vol te houden, haar glanzende ogen als zij danst op de muziek uit Cabo Verde tijdens een feest in de straat.
In het contact met de buurtvrouw worden dus twee dingen zichtbaar en voelbaar: de levenslast en de levenslust. Het is de kunst van het buurtpastoraat om aansluiting te vinden bij beide. De werker biedt de buurvrouw zijn tijd, aandacht en kennis aan. In dit samenspel tussen de werker en de buurvrouw kan voor beiden iets nieuws ontstaan: een creatief moment.De buurvrouw, op haar beurt, voelt en ziet dat er verlichting komt in haar leven. De werker voelt en ziet dat hij via de buurvrouw anders tegen zichzelf en tegen de maatschappij kan aankijken: vanuit de levenlust kan een verandering worden ingezet tegen de achterstelling.
De drempel
Dit kan alleen maar plaatsvinden als de buurvrouw de werker uitnodigt de drempel van haar woning te overschrijden om hem te ontvangen in haar leefwereld. Voor de werker ligt de uitdaging erin zich te laten ontvangen, de drempel te overschrijden en de leefwereld van de buurvrouw binnen te treden.
In het oude-wijken-pastoraat zijn wij steeds weer getuige van deze creatieve momenten. Het is voor ons van belang te onderzoeken hoe deze momenten vruchtbaar gemaakt kunnen worden voor het denken over de dienstverlening én voor de reflectie op de eigen geloofstraditie die nodig is om betekenis te kunnen geven aan wat de buurvrouw en ons overkomt.
De ervaring heeft echter geleerd dat de maatschappelijke, kerkelijke en theologische socialisatie de werker goed in de weg kan zitten. In de theologische opleidingen is het heersende paradigma: de parochie of de wijkgemeente. De opleiding is gericht op de toerusting van de student voor een taak in de kerk. Zij is vooral gericht op kennis en dreigt de student te vervreemden van de eigen ervaring en spiritualiteit.
In een achterstandswijk is de realiteit geheel anders dan in het heersende kerkelijke en theologische milieu. Een student die aan het werk gaat in deze omgeving moet geholpen worden de overgang te maken tussen deze twee werelden..
De exposure is een methode van leren waarnemen, reflecteren en bewustworden van deze socialisaties in relatie tot de context van de grote stad , de buurt en mensen in situaties van kansarmoede.Dit houdt in dat er veel wordt gevraagd van de werker. Er vindt een ingrijpende confrontatie plaaats met de genoemde socialisaties. Als de student/nieuwe werker wordt gevraagd eerst de straat op te gaan, de aanwijzingen van de stad, de huizen, de pleinen en plantsoenen te leren zien en voelen dan wordt hij geconfronteerd met zichzelf en zijn vooronderstellingen, zijn vooroordelen en zijn geloof.
Dit alles is o.i noodzakelijk om twee elementen uit de doelstelling te waarborgen:
a. de buurtbewoner zelf moet zeggenschap blijven houden in de dynamiek van de dienstverlening inzake haar behoeften en belangen.
b. de betekenis van het Evangelie kan opnieuw onderzocht worden en opkomen uit het samenspel tussen buurtbewoner en werker.
2.3 De zeggingskracht van de straat
De socioloog Richard Sennett heeft onderzocht wat het betekent als je de zeggingskracht van de straat, de huizen, de gebouwen en de mensen serieus wilt nemen Hij onderzoekt wat het betekent als je eerst de straat op gaat en je durft te verhouden tot de vaak onbekende werkelijkheid die zich aan je voordoet. Hij waarschuwt ervoor om van te voren via een bepaalde( christelijke) visie naar de werkelijkheid van de stad, de straat of de buurt te kijken. Hij vreest dat die visie een inperkende rol heeft en belemmert om de werkelijkheid in al haar tegenstrijdigheiden waar te nemen:
“ Vision, then leads the wanderer to a house of submission, in which the pains of exposure come to an end. The eye is an organ of both faith and domination”
Sennett waarschuwt degene die de weg van de exposure gaat, om niet te snel naar zekerheden te zoeken. Dan loopt hij het gevaar om de eigen geloofsvisie te verbinden met een dominante manier van kijken en handelen. Dat heeft tot gevolg dat het creatieve moment tussen de buurtbewoner en de werker bijna niet meer wordt gevonden en dat de humaniteit niet wordt gediend vanuit het perspectief van gelijkwaardigheid, wederkerigheid en creativiteit.
Sennetts analyses zijn waardevol omdat zij aangeven dat je eerst door de ‘pijn’ van de exposure heen moet om ruimte te vinden op de straat, tussen de mensen. Hij vermoedt dat er in het doormaken van dit proces iets gebeurt met de voorgegeven waarden en het innerlijk van degene die dit meemaakt. Er onstaat een ‘tragische ruimte’ tussen gevoelens, (voor) oordelen van de werker en wat hij tegenkomt op straat. Deze ruimte voelt vaak als een lege ruimte, waar niets meer vanzelsprekend is. Het gaat erom dat de zeggingskracht van het seculiere, van de buitenwereld optimaal wordt benut. In het voorbeeld van de buurvrouw op de Nieuwe Binnenweg wordt dit zichtbaar door het stilzetten van het beeld. Er ontstaat ruimte voor de werker om de zeggingskracht van het beeld toe te laten en het niet van te voren al in te kaderen in analyses of concepten. In de publieke ruimte, op straat en in de buurt doet zich een andere mogelijkheid van betekenisgeving van het leven voor. Er ligt een kans die niet van te voren belemmerd moet worden door een bepaalde visie. Anderzijds geeft hij aan dat je er niet aan ontkomt om betekenis te geven aan wat je tegenkomt op straat.
Voor de werker die aan de exposure gaat beginnen, is het moeilijk om zichzelf over te geven aan de werkelijkheid van de stad en de straat.Veelal gaat men uit van een nogal strenge en zware taakopvatting. Daardoor wordt de werker belemmerd in het zich laten ontvangen in de werkelijkheid:
‘Als ik naar Rotterdam ga is mijn opstaan doelgericht… Ik denk er al een beetje over na waar ik zal gaan lopen en wat ik daar zou kunnen beleven. Ik heb er al bepaalde, vage beelden bij. Er zit nieuwsgierigheid en een soort spanning in mijn lichaam. Afhankelijk van waar ik naar toe ga heb ik meer of minder zin. In het laatste geval probeer ik mij te motiveren waardoor ik een motief ga zoeken, dat bijvoorbeeld het schema kan hebben; ik heb een leuke baan, daarvoor moet ik goed getraind zijn en daarvoor ga ik nu naar Rotterdam…’
Het is zwaar werk. Aanvankelijk hebben degenen die aan de exposure beginnen het gevoel op vakantie te zijn. Een veel gehoorde opmerking aan het begin is: ‘ Is dit nu werk?’ Maar zodra mensen de exposure gaan uitvoeren merken zij aan hun lichaam dat het echt heel zwaar werk is en dat zij tijd nodig hebben om bij te komen en alle indrukken te verwerken.Deze weg is onzes inziens nodig om te komen tot een ‘vrije’positie in de werkelijkheid van de stad en de buurt.
Deze ‘vrijheid’ is nodig om scherp te kunnen luisteren en te kunnen kijken naar de mensen op straat en in de buurt. De bijdrage van degenen die door de kerk zijn vrijgesteld om aanwezig te zijn in de achterstandswijken van de stad is juist dat zij minder gebonden zijn aan bijvoorbeeld de regels van het welzijnswerk. De toegevoegde waarde van het oude-wijkenpastoraat is dat vanuit deze positie een ander licht kan vallen op het leven van de mens op straat en in de buurt, zij zal altijd de creatieve en krachtige kanten van de mensen blijven zoeken en in verbinding daarmee onderzoeken wat de betekenis is van het Evangelie voor menselijkheid in de stad.
Het is de moeite waard om nu nog wat scherper te kijken naar de uitvoering van de exposure. Wat gebeurt er met de werker en wat ontdekt de werker. Wat betekent dat voor de positie van de werker in het vormgeven van de dienst aan de humaniteit, die samen met de buurtbewoner wordt ontworpen?
3 Exposure in de publieke ruimte
3.1 Ingaan in de chaos van de publieke ruimte
De buurvrouw die wij aantroffen op de stoep op de Nieuwe Binnenweg leeft in een buurt waar “ de chaos overheerst en waar een flink aantal ‘schimmige’ winkeltjes en bedrijfjes zijn gevestigd.’ Dat gedeelte mijd ik als de neten’…”Dit geeft vrij goed weer hoe mensen van buiten, de werkelijkheid van de oude wijken beleven. De kunst van de exposure is om deze houding van vermijding en angst te overwinnen én te zoeken naar ruimte en plezier, levenskunst en levenslust in deze werkelijkheid.
De exposure is afhankelijk van het doel dat de deelnemer zich stelt. Soms heeft een werker een jaar de tijd om zich in te leven in de werkelijkheid van de stad. Soms heeft iemand maar een paar weken, een paar dagen of zelfs maar een paar uur. Het is van belang om goed op te letten hoe deze tijd zo goed mogelijk kan worden besteed. In de praktijk wordt in overleg met de deelnemer vastgesteld wat het leerthema is voor deze exposure of deze fase in de exposure.
3.2 De opdracht tijdens de exposure
De werker krijgt de opdracht de stad in te gaan aan de hand van drie vragen:
wat zie je?
wat voel je?
wat denk je ervan?
Wat zie je?
Sennett beschrijft dat men op twee manieren het concrete en het onzekere kan ervaren:
‘ One is through the making of a special kind of art, an art better charactarised as displacing than deconstructive. The other way of experiencing the concrete and the uncertain is to surrender to others, as Simone Weil did, to learn silence rather than assertion’
.Het gaat hem erom te bewaken dat het oog niets vastlegt of domineert, maar ruimte laat voor sympathie en empathie. Er moet sprake zijn van je durven overgeven aan de ‘ tragische ruimte’. Het is een moment waarin de kijker, de wandelaar op straat, wordt teruggeworpen op zichzelf, op de eigen vooronderstellingen. Dat roept verwarring en onzekerheid op. Oude vanzelfsprekenheden kunnen opeens in een ander licht komen te staan. Hij noemt als voorbeeld een film over een buurt in New York. Er was aangekondigd dat er brand gesticht zou worden in een bepaalde flat. Iedereen keek naar de flat, gestuurd door deze aankondiging ,in de verwachting dat het op een bepaald moment zou gaan branden. Maar er gebeurde niets!
‘Then as the audience was almost restless in its anxiety to see the fire, the light began to brighten on the front of the house; the street lamps went out; morning had come safely. This was the end of the film…The film’s powers were not deconstructive;rather it aroused empathic concern from its very powers to disorient and to deny us our catharsis. This is the urban conscience of the eye’
Het belangrijke in zijn analyse is dat men bij het kijken altijd moet kunnen blijven wachten en durven toelaten dat er iets gebeurt dat niet klopt met je verwachtingen waarmee je kijkt. Het is van belang dat er ruimte ontstaat voor het onverwachte. Juist in de ruimte, in die leegte, waar de toeschouwer of beschouwer mee in het reine moet zien te komen, ontstaat de kwaliteit, die de stad, geheel onverwacht, in zich draagt. Zo beseft de werker die de exposure doet dat je ook het groen in de stad kunt of dat er ‘oase’ zijn in de stad en dat de torenhoge flats geen angst meer inboezemen:
‘Op twee manieren kan een mens hier kijken:
1.Groene bomen, vogels en daar omheen hoge imposante gebouwen…
2. De hoge gebouwen en daarbij kleine oases waar mensen even een thuis vinden of een doorgangsroute …
‘Ik kom uit het station-daar zijn ze weer de reuzen. Zij zien er niet meer zo afstandelijk uit. Ik begin toch een soort band met hen te krijgen…
Als de werker durft te vertrouwen op het moment waarop ook een andere manier van kijken mogelijk is, dan ontstaat er ruimte om zelf subject te worden in het werk en de buurtbewoner subject te laten blijven.
Wat voel je?
Bij deze vraag gaat het erom dat de werker leert te vertrouwen op zijn gevoelens . Het is de bedoeling dat men beseft dat het gevoel een betrouwbare bron van kennis is. Men is gewend heel snel door de stad te trekken. Men gaat van A naar B, op weg naar de volgende afspraak. Dat gaat zolang men de agenda en de tijd zelf in de hand denkt te hebben. Maar vooral in de achterstandsbuurten van de stad wordt het leven vaak vertraagd omdat mensen de tijd niet in de hand hebben. Tijdens de exposure, gedurende het lopen op straat en het wachten op het openbaar vervoer wordt deze vertraging a.h.w. ingebouwd. Het werk wordt uitgesteld en de werker moet leren om deze vertraging te integreren en te leren omgaan met de tegenstrijdigheid in de gevoelens die onstaat tijdens deze vertraging:
‘De kinderen rennen en schreeuwen en springen. Ze klimmen boven op elkaar soms. Ik wil aardig tegen hen zijn, ik wil die ene vertrouwde figuur worden voor hen. En dan weet ik me geen houding meer te geven, voel me ongemakkelijk. Ik moet van mezelf contact maken en ben dan juist geforceerd en zenuwachtig. De kinderen zijn juist erg zelfverzekerd en assertief
‘Vooral bij de mannen voel ik veel opgestuwde woede.” Wij willen niet discrimineren, maar wij zijn de enigen die hier de trappen poetsen“
Het is een andere manier omgaan met de tijd. Het durven stilstaan, in deze voorbeelden bij de dynamiek van de kinderen op straat, die het tempo aangeven of bij de woede van autochtone witte mannen.
Wat denk je ervan?
In deze opdracht tijdens de exposure gaat het erom, dat het denken niet voorop gaat. De reden daarvoor is hierboven aangegeven. Door het zien en het voelen vooraf te laten gaan aan het denken wordt er een poging gedaan om het denken te laten ontspringen aan de ervaringen op straat en de achterstandsbuurten van de stad.
Het is een werkelijkheid die vaak chaotisch, bedreigend, teder, ontroerend en onoverzichtelijk is. De vraag: ‘wat denk je ervan’ kan dus niet zomaar worden beantwoord.
Het gaat erom dat wij de stap durven maken om te onderzoeken of er in die chaotische werkelijkheid, aan de hand van de concrete ontmoetingen op straat met mensen en gebouwen, een ander denken kan ontstaan in wisselwerking met het zien en het voelen. Dit denken ontspringt aan bepaalde posities in de samenleving. Het is een bepaalde maatschappelijke locatie : de publieke ruimte in de grote stad, de achterstandsbuurten en de ontmoetingen met de mensen, die daar plaatsvinden.
De vraag, die daaruit voortvloeit is of dit denken een bijdrage kan leveren aan de identiteit van de oude-wijkenpastor . Deze identiteit is o.a. gebaseerd op de verworteling in de Joodse en Christelijke traditie. Het is de spannende vraag of de werker, in de strijd om de belangen en de behoeften van de mensen in de achterstandswijken, in het licht van deze traditie, ruimte kan laten voor de levenskunst en de levenslust van de buurtbewoner. Anderzijds is het de moeite waard te onderzoeken of de Joodse en Christelijke traditie de buurtbewoners helpt meer te vertrouwen op hun levenskunst, waardigheid en ervaring, en op die manier helpt hun bestaan daarin te bekrachtigen.
4. Een proeve van denken aan de hand van exposure
4.1 Wie denkt er?
De meeste werkers die in het oude-wijkenpastoraat werken zijn theologen. Hun maatschappelijke, kerkelijke en theologische socialisatie is nogal verschillend. In het onderstaande ga ik uit van de positie van de theologisch geschoolde werker. Daarnaast zijn er niet-theologen werkzaam in het oude-wijken-pastoraat. In het zoeken naar betekenis is hun inbreng onmisbaar. Alle werkers hebben echter gemeenschappelijk dat zij werken in opdracht van kerkelijke of aan de kerken verwante organisaties.
Door de verschillende socialisaties en beroepen van de werkers is het moeilijk om te komen tot een gemeenschappelijk taalgebruik. De exposure biedt de gelegenheid om te vergelijken hoe werkers betekenis geven aan wat zij zien en voelen op straat. In samenspraak met de theologen kan gezocht worden naar een gemeenschappelijke manier van betekenisgeven. In de trainingsgroepen van het buurtpastoraat en op sommige universiteiten wordt hiermee geëxperimenteerd.
De Amerikaanse theoloog David Tracy onderscheidt drie velden waarin een theoloog zich moet verantwoorden: de samenleving, de academie en de kerk. Hij geeft aan dat deze met elkaar samenhangen, maar dat er wel een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt. In onze situatie gaat het om de werker, in dit geval de theoloog, die werkt in het veld van de samenleving. In een bijzonder deel van de samenleving: n.l. in de grote stad, de publieke ruimte en meestal in de achterstandsbuurt. De eerste opdracht is te kijken of het denken gevoed wordt door de aanwezigheid in dit veld. Het spreekt vanzelf dat de theoloog in een later stadium zich moet verhouden met de academie en de kerk. Wij volgen de theoloog bij zijn gang door de stad, op de straat en in de buurt.
4.2 De chaos in de publieke ruimte
In het artikel over de Nieuwe Binnenweg schrijft de journalist van Trouw, dat in het stuk van de straat waar ik de buurvrouw zag zitten sprake is van chaos, schimmige winkels , overlast van junks, criminaliteit en verwaarlozing van de omgeving. De opsomming van al deze termen maakt duidelijk hoe ingewikkeld het is om deze ruimte te duiden. Hetzelfde geldt voor veel buurten. Er is de afgelopen jaren zoveel veranderd dat het niet meer mogelijk is om de verschillende leefwerelden op één noemer te brengen.
Wat gebeurt er nu als een werker dit gebied betreedt, binnengaat? Een werker die de exposure deed met het oog op de voorbereiding van haar werk in Rotterdam, schreef over het binnengaan van een winkel op de Nieuwe Binnenweg:
‘De toonbank lijkt een soort altaartafel. Bij de ingang hangt een groot kruis met Christus eraan. Er staat ook een boeddhabeeld. Het is donker binnen en dat geeft een beetje een geheimzinnige sfeer. Ik vertel de jongen dat ik ga werken bij het wijkpastoraat, hij kent het zegt hij. Ik vertel hem van mijn schroom om naar binnen te gaan en hij zegt tegen mij,’ je moet je angst voor het onbekende overwinnen als je hier gaat werken’. Als ik weer naar buiten loop blijft deze zin bij mij hangen. Ik geloof dat hij gelijk heeft! Een les.
De mooie beschrijving van de werker over het overgaan van de drempel naar het onbekende, geheimzinnige van het interieur van de winkel en de ontmoeting met de ‘jongen’ in de winkel, staat model voor wat iemand overkomt die in de publieke ruimte, voortdurend drempels overschrijdt. Al eerder hebben wij gezien hoe belangrijk het is voor de werker te beseffen dat hij een drempel overgaat. Hij begeeft zich in een andere ruimte dan waar hij het voor het zeggen heeft, waar hij de macht over heeft. In onze oefening in het denken gaat het erom dit ene moment van het niet weten vast te houden, het tragisch lege moment te durven voelen en niet weg te duwen uit ons bewustzijn.
De joods cultuurfilosoof Walter Benjamin(1892-1940) heeft, als geen ander nagedacht over de belevenis en de betekenis die het overgaan van drempels geeft. In zijn hele oeuvre zoekt hij naar de mogelijkheid om in de werkelijkheid van de straat, van de grote stad, de warenhuizen en de winkels geraakt te worden. De grote stad is vol overgangen en drempels. Dat wat aan de binnenkant van de huizen de deuren zijn, zijn aan de buitenkant de poorten en de portalen. De drempel is voor Benjamin de plek van de verandering. Er gebeurt iets als je een drempel overschrijdt. Het kunnen extreme ervaringen zijn van verwarring en onzekerheid, maar ook van geborgenheid.
‘Geborgenheit und Schrecken sind die Extreme der Schwellen-Topografie
Dit kortstondige moment van de overgang naar een andere ruimte, een andere sfeer, staat niet op zichzelf. Het staat bij Benjamin in het brede kader van zijn opvatting over de geschiedenis. Benjamin probeert een verbinding te leggen tussen een concrete ervaring op straat en een veel breder historisch perspectief. Hij is van mening dat er in de concrete ervaringen op straat, in de publieke ruimte, aanwijzingen te vinden zijn voor een andere betere wereld, de utopie.In de overgang van de drempel staat de tijd even stil en wordt men teruggeworpen op zichzelf. Niet alleen maar op zichzelf maar ook op de bronnen van de openbaring. De drempelervaring is daarom ook een kritisch moment, een moment waarop het besef van verandering kan worden wakker geroepen op in de spiegel van de openbaring. Voor Benjamins is dit met name de joodse mystiek.
Deze konkrete ervaringen op straat zijn oor hem vooral zichbaar in Parijs, de licht- en spiegelstad met haar winkelgalerijen, warenhuizen en wereldtentoonstellingen, waar de kapitalistisch wareneconomie breed werd uitgestald. Hij legt een verbinding tussen de ervaring op straat, in de passages en de maatschappelijke orde van zijn tijd. Hij bestempelt deze maatschappelijk orde als een kapalistische.
Hij vindt dat het kapitalisme mythische trekken heeft gekregen. Dat deze mythe voortdurend in stand wordt gehouden. Voor hem zijn de drempelervaringen dé momenten waarop deze myhte wordt ontmaskerd. Uitgerekend op straat, in de winkelpassages en warenhuizen, in de ontmoeting met mensen, in de overgang naar verschillende sferen, in de drempelervaring is het mogelijk op een andere manier met deze mythe om te gaan. In het vasthouden en doordenken ( door terug te gaan naar de bronnen) van deze momenten is het mogelijk op een anti-mythtiese manier naar de samenleving te kijken en te zien hoe het anders kan, hoe de utopie er uit ziet:
der antimythische Umgang met dem Mythos bleibt selbst an die Respektierung von Schwellen gebunden, ja ist gerade Schwellenhandeln…
Die mythische Raumforn der Schwelle figuriert daher als ein Element auch der antimythischen Utopie Benjamins’
Waar het in dit verband om gaat is dat, in de ogenschijnlijke onbeduidende overgang van de straat naar het geheimzinnige interieur van een winkel een zeer betekenisvolle handeling plaatsvindt. De werker die zich in de exposure voorbereidt op haar werk omschrijft het zelf als een ‘les’. De ‘ jongen’ in de winkel omschrijft haar schroom als ‘ angst voor het onbekende’. Hij geeft haar de wijze raad om deze angst te leren overwinnen. De ‘schroom’ waar de werker het over heeft wordt door de jongen geduid als ‘angst’. In deze overgang gebeurt iets wat Menninghaus onder woorden brengt met ‘Schrecken.’Benjamin leert ons dat juist deze ervaring van ‘Schrecken’ in verband gebracht kan worden met de utopie. Met een samenleving die zich niet onderwerpt aan de consumptie van waren, die voortkomt uit het kapitalistisch systeem.
De exposure biedt op deze manier de mogelijkheid voor de werker om zich bewust te worden van de maatschappij waarin hij leeft en werkt. De drempel ervaring helpt om anders, kritisch te kijken naar de kapitalistische samenleving. De drempelervaring schudt de werker ruw wakker uit de droomwereld van de kapitalistische consumptie maatschappij.
In de stedelijke publieke ruimte ontstaan mogelijkheden tot denken, tot een denken dat kritisch is ten opzichte van de bestaande maatschappelijke verhoudingen. Hier kan een verbinding gelegd worden tussen de exposure, de professionaliteit van de oude-wijkenpastor en het denken, dat kan leiden tot maatschappij-kritisch handelen. In het heden ontstaat dan reeds het ontwakende moment!
In de chaos blijkt opeens ook een heel andere dimensie zichtbaar te worden: de leerervaring met betrekking tot de professie van de werker en een verwijzing naar een betere wereld. De werker krijgt dit haast in de schoot geworpen door de ‘jongen’ in de winkel. Er wordt nog iets anders zichtbaar: de werker kan haar werk niet doen zonder de hulp van de ander, in dit geval de ‘jongen’ in de winkel.
4.3 De mens in de publieke ruimte
Door de drempel over te gaan komt de werker in de geheimzinnige sfeer van de winkel. Deze activiteit wordt tijdens de exposure voortdurend herhaald in verschillende delen van de stad. Door de exposure wordt de stad, de straat, de buurt en de publieke ruimte een drempelgebied. Volgens Benjamin waren de Passages in het Parijs van de 19e eeuw dergelijke gebieden. Enerzijds belichaamden zij de opkomst van de industrie en de moderne warenruil. Anderzijds waren zij al ouderwets geworden
‘ en verworden zij tot verzamelplaatsen van’ lagere vormen van leven’, van de semi-legaliteit van de prostitutie tot de illegale wereld van samenzweerders, ontmoetingsplaats voor de nieuwe ‘bohème’ en schuilplaats voor onder anderen zwervers en voddenrapers’
De Passage is de samenkomst van twee onverzoenbare tegenstellingen. Daar wordt het gangbare tijdsbesef voor even verstoord en wordt er uitzicht geboden op een andere tijd.
Benjamin gebruikt hiervoor de term dialectisch beeld. In deze botsing van tijden vervult de Passage in Parijs, in de studie van Benjamin daarover, de rol van het dialectische beeld .
Het gaat mij om dit verstoren van het gangbare tijdsbesef voor even. Juist dit ene schokkende moment biedt uitzicht op een andere tijd. Er wordt in de drempelwereld van de Passages nog een ontdekking gedaan. Om kritisch te kunnen kijken en denken is het nodig dat men zich bewust wordt van de botsing van de tijden. De drempelervaring is ingebed in een bredere opvatting over de geschiedenis. Bij Benjamin werpt dit voelen, dit beleven van de botsing van de tijden, de mens terug op zijn verleden, op zijn bronnen in het verleden. Er wordt een verbinding gelegd tussen de bronnen uit de traditie en de waarneming in het heden. Het indachtig worden van het verleden maakt het mogelijk om b.v. het leed uit het verleden niet als een afgesloten zaak te beschouwen. Dit stilzetten van deze waarneming , van de botsing van de tijden en het verbinden met het verleden betekent voor de Jood Benjamin het teruggaan naar het verleden , teruggaan naar God die zich openbaarde in de geschiedenis. Vanuit deze openbaring in het verleden ontstaat even een kritisch blik op het heden, het utopische licht op, een messiaans moment wordt gevoeld en beleefd.
De doorkijk, die de confrontatie in het drempelgebied van de Passages, biedt naar het verleden en de toekomst wordt door Benjamin geduid als ‘messiaans’. Dat wil zeggen dat in een drempelervaring op straat opeens zichtbaar en voelbaar kan worden hoe mis het is met de samenleving wereld dat er tegelijkertijd op grond van de ‘bronnen’, uitzicht wordt geboden op een andere wereld, de utopie. Deze denkbeweging kan ons helpen om de ervaringen van de werker in de wijk te verbinden met een (geloofs)traditie die de utopie wakker houdt.
Naar mijn mening kunnen de publieke ruimtes in de grote stad als drempelgebieden worden beschouwd en vinden er talloze schokmomenten plaats. De verslagen van werkers die de exposure doen getuigen daarvan.
‘De vrouwen naast mij schreeuwen altijd iets weer naar hun kinderen die nauwelijks luisteren. Ik zit over die hoofddoeken na te denken. Het roep bij mij nogal vreemde en negatieve gevoelens op. Hoofddoek als symbool van de onderdrukking van de vrouw door een patriarchaal uitgelegde religie en cultuur. Maar misschien is dat vanuit hun eigen visie helemaal niet zo. Misschien geeft het hun identiteit , misschien een geborgenheidsgevoel, wat de basis is voor vrijheid’
Tijdens deze momenten wordt het denken opgeroepen door de ontmoeting met mensen op straat. Benjamin zet het beeld a.h.w. stil en noemt dit het dialectisch moment. Het heden, dwingt tot reflectie- ‘Eingedenken’ noemt Benjamin dit- en biedt zo een kans om hoop te hebben op de toekomst, het utopisch moment kan worden gevoeld. Het materiële van de mensen op straat, de huizen en de gebouwen worden, door dit indachtig worden, verbonden met de joodse bronnen. Daarmee voert Benjamin een eschatologische opvatting van de oorsprong in, die eind- en oergeschiedenis met elkaar laat samenvallen.
4.4 Wat denk je ervan?
De derde vraag tijdens de exposure is wat’ denk je ervan?’. Met behulp van het werk van Walter Benjamin is gezocht naar een methode van denken, die aansluit bij het zien en het voelen op straat, in de buurt, tijdens de exposure. Drie begrippen blijken zeer behulpzaam te zijn bij deze denkoefening: de drempelervaring, het dialectische beeld en het messiaanse moment.
Deze begrippen helpen ons om te blijven kijken, voelen en denken en ze roepen ons wakker uit onze droomwereld. Ze confronteren ons met onze behoefte om “wel te doen”. De hoer, de voddenraper, de dandy etc. brengen een schok teweeg in ons zien , voelen en denken. Dat ene moment van de schok, bepaalt ons bij onze eigen maatschappelijke, kerkelijke en theologische socialisatie. De exposure is noodzakelijk om deze schokervaringen op te doen en ons zo bewust te worden van onze vooronderstellingen en vooroordelen. Dit is nodig om ruimte te scheppen voor het subject zijn van de ander, in ons voorbeeld de kaapverdiaanse buurvrouw.
Een ander belangrijk moment in deze methode van denken is, dat de synthese in het heden ligt en niet in de toekomst. Dit hangt samen met de opvatting van Benjamin dat de geschiedenis geen teleologie kent. Het zou de moeite waard zijn te onderzoeken hoe deze opvatting zich verhoudt met het denken in de Christelijke traditie vanuit de eschatologie. Anders gezegd: biedt het denken vanuit de eschatologie de mogelijkheid om nu reeds het ‘messiaanse moment’ te zien en te voelen en er van te genieten? In de ontmoeting met de hoer, de voddenraper, de moslimvrouw met de hoofddoek, het jochie op de snelle scooter, de buurvrouw op de Nieuwe Binnenweg?
De exposure is een voorbereiding op het werk in de buurt. Voor veel werkers valt het niet mee om vervolgens de ervaringen van de exposure vast te houden in de methodiek- en werkontwikkeling. Er is stomweg teveel werk en te weinig tijd Maar dit is gevaarlijk omdat juist dan het creatieve, de levenskunst van de buurtbewoner niet meer mede bepalend is voor de kwaliteit van de dienst aan de menselijke waardigheid in de buurt. Het is dus van groot belang de exposure voortdurend te blijven herhalen vanwege de aanwijzingen in de publieke ruimte.
De theoloog en de niet-theoloog in het oude wijkenpastoraat zullen zich moeten verhouden met de werkelijkheid van de academie en de kerk. Het moge duidelijk zijn dat er nog veel werk is te verzetten . De (schok) ervaringen in de publieke ruimte en in de buurt zijn constitutief voor werkontwikkeling in het oude-wijkenpastoraat. Voorts is het belangrijk om te zien hoe de dienst aan de humaniteit in de buurt inspirerend kan zijn voor de kwaliteit van de samenleving en van de kerk. De exposure leert ons ook dat denken een spannende aangelegenheid is.
5. De buurvrouw in de straat
Morgen kan ik de buurvrouw weer tegenkomen of haar horen stommelen op de trap. De strijd om de behoeften en belangen in onze straat is nog niet gestreden. Telkens weer wordt er een appèl gedaan op de kracht, de creativiteit en het doorzettingsvermogen van de buurtbewoners. Soms houdt het op en is daar niet veel meer van te zien of te merken. Maar dan speelt, tijdens een verjaardag, een Kaapverdiaan op zijn klarinet prachtige melodie waarin het heimwee van de trekarbeiders klinkt. Midden in de chaos en de onzekerheid is er de schok, het gevoel dat het anders kan, een ‘messiaans moment’?