De werker en haar/zijn bestuur: Taalvaardigheid
Geplaatst op 10 december 2015 | Door Kor Schippers
Mijn naam is Sietske Nieboer en ik ben buurtpastor in Den Bosch. Mij is gevraagd iets te zeggen over mannenbroeders en besturen. Wat maakt een bestuur nu een goed bestuur en hoe is dat te linken aan de mannenbroeder als fenomeen? En hoe ziet de toekomst er uit nu de generatie van de maatschappelijk betrokken broeders en zusters, laten we die laatsten vooral ook niet vergeten, langzaam maar zeker deze wereld verlaten.
Ik kan niet anders dan mijn eigen ervaringen gebruiken om hier iets over te zeggen. Ik zal dan ook praten vanuit mijn ervaringen met mijn bestuur. Eerst maar eens een korte schets van mijn bestuur. Het bestuur bestaat uit vier Protestantse mannen en een Katholieke dame. De leeftijden lopen uiteen van in de 40 tot in de 70 jaar. Als werker en dertiger sluit ik de rij. U kunt zich wellicht voorstellen dat alleen al door de verschillen in de leeftijd met verschillende taal en vanuit verschillende perspectieven gesproken wordt met elkaar.
Zo zou je kunnen zeggen dat de dame en heren 60 en 70 plus in de categorie ‘mannenbroeder’ passen. Zij zijn van een generatie die de betrokkenheid op de naaste en zeker de kwetsbare naaste met de paplepel ingegoten hebben gekregen. Ze zijn geworteld in hun traditie en proberen aan hun geloof binnen de bredere context van de samenleving uiting en vorm te geven. Geloof en maatschappelijke betrokkenheid worden sterk met elkaar verweven.
De mannen veertigers vormen een soort mannenbroeders nieuwe stijl of mannenbroeders 2.0. zij zijn ook geworteld in de traditie en het instituut kerk. Maar zij hebben zich moeten ontwikkelen in een hardere en snellere wereld. Een wereld waar bijvoorbeeld een baan niet meer voor het leven is wat natuurlijk de nodige onzekerheid en druk met zich meebrengt. Veel tijd en energie blijft er niet over om naast alle andere verplichtingen van werk en gezin binnen een grotere context handen en voeten te geven aan hun geloof. Toch hebben deze mannen ervoor gekozen om tijd te maken voor de bestuursvergaderingen. Maar hun agenda laat een verdere betrokkenheid jammer genoeg niet toe, al zouden ze dat wellicht wel willen.
En dan ben ik er nog, een dertiger. Ik voel me niet thuis binnen een bepaalde traditie of instituut en heb me niet verbonden aan een kerkelijke gemeenschap. Ik vind mijn inspiratie in verschillende tradities en herken daarin wat voor mij de kern van leven is, naastenliefde. Het buurtpastoraat biedt mij een hele concrete vorm om om te zien naar mijn medemens, mijn kwetsbare medemens en samen met hen te zoeken naar en te werken aan duurzame zorg voor elkaar. Als dit niet mijn werk was geweest weet ik niet of ik naast een drukke baan zo snel een passende vorm zou kunnen vinden om uiting te geven aan mijn geloof in naastenliefde.
Goed, in ons bestuur komen dus drie generaties gelovigen bij elkaar, met nogal uiteenlopende levenslopen, geloofsovertuigingen en attitudes. Hoewel iedereen een andere achtergrond heeft, hebben we eenzelfde doel voor ogen met het werk van het buurtpastoraat. We gaan ervoor dat wij daar zijn waar het economische, sociale en fysieke lijden en allerlei zingevingsvragen die dat lijden oproept het zwaarst op mensen drukt. De kunst is om binnen het bestuur aandacht te blijven besteden aan het feit dat iedereen een eigen geloofstaal gebruikt om dat doel te verwoorden en te onderbouwen. Naast die verschillende geloofstalen zijn er nog een paar vertaalslagen te maken waar een bestuur zich bewust van moet zijn. Daarnaast schuilt er een grote kracht in de combinatie van deze drie generaties. Daar kom ik straks nog even op terug.
Bestuursleden nemen namelijk naast hun geloof ook hun eigen werkervaring en levenservaring mee in een bestuur. Als ik naar onze bestuursleden kijk zie ik mensen met een goede opleiding, minimaal HBO of WO. Mensen met een goede baan of een lange werk geschiedenis op niveau en een goede staat van dienst. De meeste hebben een koophuis en een auto. Kortom, alle schaapjes zijn op het droge. Zij nemen alle kennis en kunde die zij hebben met zich mee en zetten deze in voor het goede werk. Dat is doorgaans heel waardevol en helemaal als er een team gevormd kan worden met een goede combinatie van deze kennis en kunde. Toch heeft dit ook een keerzijde.
Want alles wat men weet en kent bestaat in een geheel andere context en misschien zelfs wel een geheel andere wereld dan de wereld van onze doelgroepen. Met respect gezegd leeft en werkt de doorsnee bestuurder in de A wereld, midden of bovenaan de sociale ladder. Die sociale positie is niet te vergelijken met een positie in de B wereld, in de marges van de samenleving, onderaan en soms zelfs niet eens op de sociale ladder daar waar onze doelgroep zich bevindt.
Even een kort zijweggetje ter verduidelijking. We maken in het werk onderscheid tussen twee werelden, de A en B wereld. De A wereld bestaat uit het zogenaamde systeem van overheden, instanties en ontwikkelingsmogelijkheden. De mensen in deze wereld hebben toegang tot en invloed op geld en macht. De B wereld is afhankelijk van de A wereld maar kan er vrijwel geen invloed op uitoefenen. Ben je eenmaal geboren in de B wereld dan is het niet gemakkelijk op te klimmen naar de A wereld. Andersom gaat het tegenwoordig een stuk gemakkelijker helaas, je kan zomaar je baan verliezen, daardoor je kosten niet kunnen betalen en binnen no time heb je een behoorlijke schuld opgebouwd. Voor je het weet wordt je leven bepaalt door mensen van de schuldhulpverlening of de sociale dienst. De meeste buurtbewoners kennen echter geen ander leven dan dit, dit is het en meer wordt het niet. Voor bestuurders is het niet altijd even gemakkelijk om zich voor te stellen hoe het leven in die B wereld werkt en doorwerkt in de belevingswereld van mensen. Als buurtpastor wordt je door de betrekkingen met buurtbewoners deel van die B wereld en probeer je hun leefwereld te vertalen voor je bestuur. Taal schiet dan nogal eens te kort. Dit is dan ook de volgende vertaalslag die bestuur en werker moeten leren maken om elkaar en het werk te verstaan.
Naast het zoeken naar geloofstaal en belevingstaal is er nog een derde vertaalslag te maken.
Bestuurders hebben de schone maar zware taak om de continuïteit van het werk te waarborgen. Dat is een grote verantwoordelijkheid en wat dat betreft is het juist heel goed dat de doorsnee bestuurder de A wereld goed kent want daar is het geld te vinden. Maar in een tijd waarin fondsen minder in kas hebben en dus zuiniger en strenger zijn in het toewijzen van gelden, in een tijd waarin ook de overheid minder gemakkelijk subsidies toewijst en in een tijd waarin kerken vergrijzen en er minder schenkingen binnenkomen, is dat besturen gemakkelijker gezegd dan gedaan. We vragen dus nogal wat van onze bestuursleden, zij moeten de taal kunnen spreken van zowel ambtenaren, als van fondsen, als van kerken. En dan moeten zij ook nog de vertalingen van hun buurtpastor vanuit de leefwereld van de buurt kunnen verstaan en naar al die verschillende instanties kunnen vertalen. We zouden dus met recht kunnen zeggen dat een talenknobbel toch wel een vereiste is voor een hedendaagse bestuurder.
Om al die vertaalslagen te kunnen en durven maken heb je als bestuurder denk ik een avontuurlijke en speelse houding nodig. Want bestuurder zijn van een buurtpastoraat of inloophuis is een avontuur. Een avontuur waarbij je alles dat je denkt te weten soms even los moet kunnen laten zodat je vrij bent om die nieuwe wereld te ontdekken en die wereld de kans kan geven een indruk op je achter te laten. Een avontuur of spel heeft vaak onverwachtse wendingen, je weet nooit wat of wie je tegen kan komen en hoe dat je zal veranderen. Het vraagt dan ook om een bepaalde mate van kwetsbaarheid, durf je open te zijn in je niet weten? Durf je bewogen te worden, durf je ontroerd te worden door een soms wat onberedeneerd geloof in uitvoering? Durf je de leefwereld van bewoners en het geloof in uitvoering bepalend te laten zijn in de bestuursrealiteit?
Dat is namelijk in de kern wat je als bestuur, ieder bestuur, mogelijk maakt. Als bestuur vraag je je werknemer in betrekking te gaan met buurtbewoners of bezoekers. Je vraagt van je werknemer aansluiting te vinden bij de meest kwetsbaren in de samenleving en er voor hen te zijn, hen te zien, te horen, aan te raken en continuïteit van aandacht te bieden. Je vraagt hen eigenlijk in navolging van Christus te werken.
Tsja, wat maakt nu een goed bestuur? Een goed bestuur is zich bewust van de verschillende talen die er gesproken worden en de verschillende bestuurlijke vertaalslagen die nodig zijn om het werk tot haar recht te laten komen. Een goed bestuur maakt daarnaast tijd en ruimte voor bezinning op het avontuur, op de zin van het werk, wat het persoonlijk van je vraagt aan intenties, geloofsbeleving en respect en begrip voor de diversiteit aan tradities waarmee we te maken hebben in onze multiculturele samenleving.
Ik zou nog even terugkomen op de kracht van drie generaties. Ik zie die generaties niet alleen in ons bestuur maar ook in de buurt weerspiegeld. Ook in de buurt ontmoet ik ouderen die behoefte hebben aan vaste structuren van commitment, ik zie dertigers en veertigers hard werken of juist zonder werk zitten en ik zie de jongere generatie worstelen met een richting in hun leven, er is zoveel keus en zo weinig wortels. Voor mijn gevoel ligt in deze drie generaties een potentieel besloten. Met de combinatie van drie generaties aan geloof, kennis, kunde en behoefte ontstaat misschien wel de mogelijkheid voor de groei van een nieuwe groep geïnspireerde en betrokken mensen, broeders en zusters 3.0 of iets dergelijks.
Er bekruipt mij hierbij ook een gevoel van haast want we hebben nu nog de luxe van drie generaties! De generatie van de mannenbroeders heeft de neiging dood te gaan maar zij dragen ondertussen nog wel een belangrijk deel van het werk… En jongere generaties hebben niet de directe neiging het werk op te pakken en over te nemen. Willen we iets van een keerpunt bewerkstelligen dan is het nu wel de tijd om daar samen over na te denken. De jongere generaties staan bol van mogelijkheden en goede ideeën maar missen vaak de bronnen om ergens onvoorwaardelijk voor te gaan. De oudere generaties ontbreekt het niet aan stevige wortels maar hebben soms moeite met het vinden van aansluiting op al die goede ideeën van nu. Samen kunnen we werken aan nieuwe uitingsvormen van geloven binnen de context van een buurt of wijk. Dan denk ik niet alleen aan georganiseerde momenten van bezinning of liturgie. Ik denk dan vooral ook aan een gedeelde attitude onder buurtbewoners, een werkelijk samenleven, een creëren van betrekkingen en verbindingen die goed zijn omdat ze gebaseerd zijn op eenzelfde universeel beleefd geloof. Ieder mens is het waard om gezien te worden. Een gemeenschap waar plaats is voor ieder mens en God. Daar zouden buurtpastores samen met hun besturen een belangrijke ondersteunende functie in kunnen hebben.
Dank u wel.