De schok als impuls tot uitzicht
Geplaatst op 25 mei 2016 | Door Kor Schippers
De schok als impuls tot uitzicht
History says, don’t hope
On this side of the grave.
But then, once in a lifetime
The longed-for tidal wave
Of justice can rise up,
And hope and history rhyme
Uit: Seamus Heaney, Human beings suffer.
De Volmarijnstraat
Ik wil beginnen met een citaat uit een toespraak die vrouwen uit de Volmarijnstraat in Rotterdam hebben gehouden bij de opening van de Oranjerie. De Oranjerie is een pandje in de straat dat door bewoners zelf wordt beheerd. Deze opening was tijdens een feest dat de afsluiting markeerde van een proces van 15 jaar herstructurering in de straat.
… ‘Toen wij zochten naar een woord om dit alles samen te vatten kwamen wij uit op het woord pijn. Het doet zeer om te merken dat je niet gezien wordt als bewoners. Het doet pijn als je merkt dat de overlegpartners het hard en slim spelen en helemaal niet zijn ingesteld op jouw pogingen om via dialoog tot een oplossing te komen.…Het is ook bedoeld als een waarschuwing. Als u bewoners serieus wilt nemen als partners dan zou u eens wat zuiniger op ons moeten zijn…Er zijn mensen die de sloop van hun oude huis hebben gezien…die weken met de pest in hun lijf hebben gelopen. Als je dan vroeg waarom dat was dan kreeg je als antwoord:”Er is niks meer aan,het hart is uit de straat weggeslagen…”’.
Ik heb dit citaat gekozen omdat het een illustratie is van de wijze waarop het oude wijken pastoraat in Rotterdam samen met de bewoners van een straat gezocht hebben naar de humaniteit, naar een leefbare plek en een betaalbare woning. Het is een illustratie van de laatste overgang die is gemaakt in de betrokkenheid van de kerk op de buurt .
De verplaatsing naar de randzones van de maatschappij
In ‘De kramp voorbij’wordt verslag gedaan van de verplaatsing van dominees, professionals en vrijwilligers naar de randzones van de maatschappij en van de werk- en leefvormen die daar zijn ontwikkeld en ontstaan. De beschrijving gaat over de periode van 1945-2003. Ik onderscheid daarin vier periodes:
1. De periode van de kerkelijke initiatieven om de maatschappij te herkerstenen. De kerk als subject( 1945-1973).
2. De rol van de professional. De professional als subject(!968-1975)
3. De rol van de bewoner. De bewoner als subject(1975-1985)
4. De betrekking tussen de professional en de bewoners( 1985 –heden)
De kerk als subject(1945-1973)
Het instrument om in de arbeiderswijken van toen binnen te komen was het kerkelijk clubhuis met de dominee als directeur. De achtergrond van deze benaderingswijze is wat ik het toepassingsmodel zou willen noemen. Wij hebben een Woord voor de wereld en dat gaan wij toepassen in deze werkelijkheid. De reflecties op het werk werden in deze periode met name door de dominees gedaan. Zij werden erg bepaald door plaats in de structuren van de zendende kerken.
Zij lieten de spanning zien tussen de wereld van de buurtbewoners en de wereld van de kerken. In de buurt waren vormen van gemeenschap die totaal anders waren dan de verwachtingen van de kerkmensen. Er was alleen maar communicatie mogelijk( over God of Jezus)als het was ingebed in een relatie van vertrouwen met de jongeren en de gezinnen. Het geloof dat zij aantroffen was in hun ogen het geloof van de opoes en de kinderen
De professional als subject(1968-1975)
Om de context en het leven van de mensen serieus te nemen koos men b.v. voor een pedagogische benadering van het jeugdwerk. Dit werd uitgebreid naar andere gebieden van het leven. Je kunt spreken van een antropologische wending. Het doel van het werk veranderde. Men kwam niet meer iets brengen van buiten( de kerk) maar men sloot aan bij wat er al was. De positie van de professional die seculiere methodes hanteerde, werd belangrijker.
Voorts veranderde de communicatie van het Evangelie. Men gaf de voor-
Keur aan de term ‘koninkrijk Gods’ Dat schiep vrije ruimte tegenover de machten van de maatschappij. Men ontdekte het belang van het team om de ervaringen uit te wisselen. Het team werd beschouwd als een prototype van een geloofsgemeenschap
De buurtbewoner als subject(1975-1985)
De doelen van het clubhuiswerk veranderden. Het Evangelie was een bron van inspiratie. Het doel van herkerstening veranderde in emancipatie. Het ging niet langer om het brengen van het Woord maar om het bewerken van shalom.
De buurt veranderde. De arbeiders die het beter kregen gingen de buurt uit. Immigranten gingen wonen in de huizen om niet in afwachting van de stadsvernieuwing. De buurtbewoners organiseerden zich rond bepaalde thema’s in actiegroepen. De clubhuizen konden niet meer worden gefinancierd door de kerk. Zij kwamen in handen van de overheid en dienden als instrument voor de politieke doelen.
Dat had tot gevolg dat de dominees een nieuwe start maakten. Zij traden uit het clubhuis en begonnen opnieuw vanaf de straat. Zij sloten in hun aanpak en methode aan bij de Oecumenisch Beweging. De Urban Mission, m.n. uit Azië. Er ontstonden kleine teams, die hun plaats zochten tussen de straat en de instituten.
De betrekking tussen de pastorale professional en de buurtbewoner( 1985-heden)
De pastorale werkers( voornamelijk dominees) moesten uitvinden wat hun bijdrage zou kunnen zijn aan de kwaliteit van leven in de buurt. In een buurt waarin buurtbewoners zelf het heft in handen namen en die ingrijpend van samenstelling was veranderd. Zij moesten zich opnieuw laten ontvangen in de buurt. Daartoe ontwikkelden zij de methode van de exposure. Het ‘toepassingsmodel’ van de kerk veranderde in het ‘ ontvangstmodel’ van het oude wijkenpastoraat( Urban Mission)
Er moest een nieuwe methode ontwikkeld worden. Hoe respecteer je de buurtbewoner, hoe sluit je aan bij haar belangen en verlangens? Hoe leer je die kennen. Wat is daarvoor nodig. Hoe maak je gebruik van de seculiere methodes die in de clubhuizen werden gehanteerd? Uit dit zoeken ontstond langzamerhand de presentiebenadering.
De belangrijkste overgangen
Uit dit hele proces van verandering kun je een aantal belangrijke overgangen benoemen:
1. Van het toepassingsmodel van de kerken naar het ontvangstmodel van het pastoraat oude wijken (Urban Mission).
2. Uit het clubhuis( instituten) naar de straat, een klein team van professionals.
3. Naar een andere manier kijken. Je kijkt niet langer meer vanuit de kerk naar de buurt. Maar vanuit de buurt naar de kerk( de z.g. Copernicaanse wending).
4. De schok van het niet weten. Het zoeken naar werkvormen, naar taal en betekenisgeving. Dit hebben wij later het ‘lege moment’ genoemd.
5. De presentiebenadering als attitude. Deze attitude biedt de mogelijkheid om de begrippen pastoraat en zending opnieuw te onderzoeken in de context van maatschappelijke randzones in de rijke landen.
Welke stappen zijn gezet om dit werk verder te brengen?
1. Er is een samenwerking gezocht met de Universiteit in Kampen en later met de Protestantse Universiteit en de KTHU.
2. Dat heeft geresulteerd in publicaties, het oprichten van een Trainingscentrum, het ontwikkelen van een theorie van de presentie en verbreiding van deze benadering naar zorg en welzijn.
3. Het oprichten van het netwerk Urban Mission, nu DAK
4. Het ontwikkelen van internationale samenwerkingsverbanden en trainingsprogramma’s.
5. Het ontwikkelen van een theologie van de exposure.
Uitzicht
‘And hope and history rhime’
‘Toen wij zochten naar een woord om dit alles samen te vatten kwamen wij uit op het woord pijn’.
In het gesprek met de vrouwen uit de Volmarijnstraat heb ik gevraagd wat dit proces van dialogisch actievoeren hen had opgeleverd. Zij vertelden dat zij vrij waren geworden. Dat zij hun kracht hebben gevonden. Dat zij zelfvertrouwen hebben gekregen. Dat het hen ook heel veel heeft gekost: hun huwelijk, hun naïviteit met betrekking tot de maatschappelijke machten. Zij droegen mij op dit alles op te schrijven voor de toespraak. Ik had het woord pijn er niet in opgenomen. Toen zij het concept lazen moest ik het stuk herschrijven: ‘ je hebt de pijn er niet in opgenomen’.
Uitzicht veronderstelt dat je ergens naar uitziet naar iets wilt of kunt uitzien, of verlangen. Ons uitzicht kan belemmerd worden door ons ‘zijn’in de geschiedenis. De dichtregels raakten mij omdat ik mij bevindt in de geschiedenis en in de betrekking met mensen in dit land, in deze maatschappij in deze wereld.
Er is veel te zeggen en te analyseren over deze maatschappij. Dat is o.a. gedaan in twee recente publicaties: ‘De affectieve burger’ en’ Als meedoen pijn doet’ . In deze boeken wordt onderzocht en geanalyseerd hoe de burger door de Overheid wordt verleid tot meedoen. Welke middelen de Overheid daartoe inzet. Wat er van de burger wordt verwacht in haar eigen kleine intieme leefomgeving en wat dat teweeg brengt aan kansen en pijn! ‘Wat behelst precies de hedendaagse emotionalisering van burgerschap in de wijk? Wat is de betekenis ervan? … De focus ligt daarbij vooral op de vraag waar en hoe de emotionalisering van burgerschap pijn oproept.
De buurtbewoner komt weer in de spanning waarin de vrouwen van de Volmarijnstraat stonden tijdens de herstructurering. Iedere keer weer zullen deze situaties in wijken en buurten ontstaan. Het buurtpastoraat bevindt zich gelukkig op veel plekken waar deze spanning van kans en pijn wordt gedeeld in de betrekking met de buurtbewoners. History and hope rhyme.
Om het uitzicht niet te verliezen zijn er ook randvoorwaarden nodig om het werk mogelijk te laten zijn. Ik noem er een aantal
1. Geld, het wordt steeds moeilijker om dit te vinden
2. Goed bestuur
3. Een goede organisatie en leiderschap
4. Goed geschoolde werkers en vrijwilligers
5. Het onderzoeken van een gelofte die de samenwerking bindt
6. Het dynamiseren van netwerken
7. Het zoeken naar betekenis in de betrekkingen met de buurtbewoners
De schok
Tenslotte zou ik nog iets willen zeggen over de betekenis van de theologie voor het uitzicht. In een aantal trainingsgroepen hebben wij die onderzocht. Wij zijn er niet zo goed uitgekomen. Wij hebben ontdekt dat de context, de betrekking met de buurtbewoner en onze eigen biografie voortdurend in het geding zijn.
Misschien moeten wij eerst nadenken over de randvoorwaarden om theologie ter sprake te kunnen brengen. De vrouwen in de Volmarijnstraat hebben bewust gekozen voor een dialogische manier van actievoeren. Dat maakt hen kwetsbaar, kostte hen veel energie en zij hebben daar wel 1200 koppen thee bij geschonken. Dialoog vraagt om veiligheid en een zorgvuldige manier van communiceren. Het vraagt ook om reflectie, de discipline van reflectie. Om rust en respect voor de ontdekkingen van de ander. Eerlijk gezegd, denk ik nu dat mijn generatie dat niet zo goed heeft gedaan. Het was te veel een haantjesgedoe.
In de betrekking met de buurtbewoner ontdek je dat zij veel met zich meedraagt aan kracht , aan pijn . Die ontdekking is soms schokkend. Het durven uithouden van die schok, hebben wij benoemd als een leeg momemt.
Die schok vraagt tijd, trage tijd om te verwerken wat er gebeurt. Hoe je dit kunt duiden. In deze zoektocht gaat het om beelden en taal die werken in het alledaagse. Wij zullen een mystagogie moeten ontwikkelen.
De theologie kan ons helpen zicht, uitzicht te krijgen op wat ons overkomt in de tijd. Hoe wij er betekenis aan kunnen geven om niet te versagen. De woorden van Willem Schinkel vind ik helpend bij dit zoeken:
‘Leven is permanent het ontwerp van zichzelf, dat mede via de verbeelding loopt, van dat wat niet is maar toch kan oriënteren. Denken is daarom-en noodzakelijkerwijs- performatief. Het is geen verslag maar een ingreep… De utopie is het medium waarbinnen het heden, steeds weer verschijnt als halverwege de reis. Dat is heel fundamenteel, de onderkenning van leven: zich creatief ontwikkelend, steeds vooruitgrijpend op mogelijke toekomsten, altijd halverwege’ . Of met de woorden van Roelie Zijlstra:’Het verborgene staat haaks op wat de wereld van de mensen vraagt. Toch zit er in het niet weten en niet zichtbare veel potentie tot verandering en groei. Het is eigenlijk een onderdeel zijn van schepping. Weten zelf(opnieuw) geschapen te zijn’ .
De vraag is wat is de plek waar dit uitzicht naarstig gezocht moet worden? Schippers zegt in zijn boek ‘Kerkelijke presentie in een oude stadswijk’:’Wanneer het waar is, dat Hij zich kenbaar maakt als Degene,die kiest voorde onaanzienlijke, de zwakke, de niet-gekende dan heeft dat verstrekkende gevolgen. Het houdt een her-ijking in van alle begrippen’.
Mijn hypothese is dat de schok die de betrekking met de onaanzienlijke’ kan oproepen de locus theologicus is waar het uitzicht gezocht kan worden. Dat is een behoorlijk karwei. Wij in het werkveld, kunnen niet zonder bondgenoten. Het is denk ik nodig nieuwe theologische arrangementen te maken. Leerplekken waar je nieuwsgierig gemaakt wordt door de vreugde van de ontdekking van de Ander. Het zou leuk zijn om zoekgroepjes te op te zetten om deze hypothese verder te onderzoeken om het uitzicht te behouden.
Rotterdam, 6 november 2013 herman ijzerman