De maatschappelijke context
Geplaatst op 17 november 2015 | Door admin
De Sloveens filosoof Slavoj Zizek introduceert in zijn denken het begrip ‘het reële’. Hij ontleent dit aan de psychoanalyticus Lacan. Hij is van mening dat als wij niet eerst het reële onder ogen durven zien, durven gewaar te worden, alle denken en doen in de lucht blijft hangen.
Om uit te leggen wat hij met het reële bedoelt geeft hij een voorbeeld. Tot de gebeurtenis van 9/11 waren de Amerikanen gewend de werkelijkheid te beschouwen via het scherm. Op 9/11 kwam daar een radicale verandering in, die nooit meer is terug te draaien. De werkelijkheid brak door het scherm heen naar buiten en vulde de ruimte.
De Amerikanen moeten zich nu op een heel andere manier met de werkelijkheid verhouden. Zizek stelt dan de vraag: zullen wij verschijnen in dit reële?
Hij legt in één van zijn boeken de verbinding met de Joodse en Christelijke traditie. Hij heeft het over de val van Adam en Eva in het paradijs en zegt daarover: ‘pas na de val kon de liefde van God voor de mens zich ontwikkelen’. Een ander moment is de roep van Jezus aan het kruis: ‘mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’. Zizek is van mening dat God op dat moment zelf verdween om in de leegte ruimte te maken voor de Geest. God moest zelf verdwijnen om zo aan de mens de ruimte te bieden zijn liefde in de wereld voor te geven, aangevuurd door de Geest, die de leegte van het lijden doorvoeld heeft.
In de buurten waarin wij werken verschijnt het reële voortdurend: de angst van de uitgeprocedeerde asielzoekers, de verdoving van de zinnen van de psychiatrische patiënten, de terugtrekkende beweging van de immigranten, de argwaan van de Nederlandse buurtbewoners en de telkens terugkerende inspanning om gehoord te worden. Temidden daarvan klinkt de vraag van Zizek terecht: zullen wij verschijnen? Of trekken de mensen en de groepen zich terug in hun eigen cocon?
Het wijkpastoraat in de context
In het wijkpastoraat hebben wij ons werk in de buurten getoetst aan het werk van een aantal vrijwilligers die werken in het onderwijs en de gezondheidszorg. Wij deden dit door hen te vragen of zij in hun eigen werk iets herkenden van de methode van het wijkpastoraat. De uitkomst van deze toetsing leverde het volgende op:
- Wij zitten midden in de feitelijke leefwereld van de mensen( de wereld ligt op de stoep).
- het gaat over het individuele, kinderen, jongeren. Hun levensloop wordt beinvloed, is gehavend en gebroken in verborgenheid. Je komt er beroepsmatig mee in aanraking
- Het relationele. Beroepskrachten raken ontroerd. Iemand krijgt een aai van stervende, een zoen van een dankbare moeder.
- Er is vaak sprake van een veranderend moment, een poging tot verandering. Soms lukt het en soms helemaal niet, soms half: ‘ik ben meer als een junk’.
- Er wordt betekenis gegeven aan dit alles: het is een wonder…
- Waar laat je die betekenis? Speelt je geloof daarin een rol? Hoe integreer je deze betekenis in je handelen? Heb je er vormen voor?
- De vieringen zijn een om te oefenen in het betekenis geven. De thema’s komen als het ware op uit de werkelijkheid b.v. ‘de bloei van je leven’ en ‘wat gebeurt er als je op je grenzen stuit?’.
De conclusie is dat de methode van het wijkpastoraat overdraagbaar is in ander beroepen en dat er een behoefte aan betekenisgeving ontspringt aan de leefwereld. Deze betekenis dient de kwaliteit van het handelen. Je zou het ook anders kunnen zeggen: de mensen en de werkers verschijnen, de liefde van God manifesteert zich in de leefwereld.
Dit alles roept de vraag op naar de vorm, de structuur die nodig is om dit te kunnen volhouden en om de kwaliteit van het werk te waarborgen. Oude vormen worden afgebroken en de maatschappelijke ontwikkelingen dwingen ons om na te denken over onze verhouding met ‘de markt’, zeker nu de kerk zich steeds meer terugtrekt.
De leefwereld van kansarmoede, achterstelling en uitsluiting is een bron van kennis over de maatschappij. Aan wat er in deze leefwereld zich afspeelt kun je de hele maatschappij leren kennen. Sobrino, een theoloog uit de Derde Wereld stelt dat dit soort gebieden in de maatschappij ‘ de stront zijn van de samenleving’. Als je dit onderzoekt weet je precies wat de samenleving mankeert. Zizek geeft een voorbeeld over de Joden in Nazi-Duitsland. Hij zegt dat de Joden maar een klein deel van de bevolking uitmaakten. Maar aan wat hen overkwam kun je zien hoe de maatschappij in Duitsland in die tijd in elkaar zat.
Elie Wiesel legt uit dat in het Jodendom de getuige belangrijker is dan de rechter. Hij brengt dit in verband met de Shoah. Hij is van mening dat er onophoudelijk getuigd moet worden vanuit de positie van de slachtoffers.
Onze trainingsmethodes zijn gebaseerd op de ervaringen met de mensen die leven in de wereld van kansarmoede, achterstelling en uitsluiting. Je zou onze methode van leren ook kunnen typeren als de methode van het getuigenis. Je kunt zelfs nog een stap verder gaan. Door het getuigenis om te zetten in leren, transformeer je de achterstelling in actie, in verzet en in het ontwerpen van andere modellen van samenleven en dienstverlening.
Het leren in de context
In het Trainingcentrum hebben wij als uitgangspunt het ervarend leren. Dit uitgangspunt is zichtbaar in de opzet van de leerroutes en in het werken met groepen. Naast dit werken met groepen zijn er verschillende vormen van individuele begeleiding.
Ynse Stapert zegt over het leren : “ Het gaat uiteindelijk om het beheersen van het kunst van het stellen van reflectieve vragen én het geven van reflectieve feedback… er is één vraag die mij blijft intrigeren: Is supervisie wel de plek waar de supervisant het reflecteren zal verwerven?”(Q.L. Merkies, Verwerven van het supervisorschap, Leuven-Apeldoorn 2000,201).
Zijn voorkeur gaat tenslotte uit naar een hermeneutische benaderingswijze voor de begeleidingskundige: ‘’ Hoe je kijkt, bepaalt wat je ziet en min of meer wat je doet’…In deze hermeneutische benaderingswijze speelt steeds de vraag: “gaat het om beheren of beheersen?’… dat de sociale werkelijkheid een talige werkelijkheid is, en historisch is bepaald”(a.w., 186v).
In het Trainingscentrum hebben wij inmiddels veel ervaring opgedaan. Maar de vraag is of wij niet moeten nadenken over de vragen van Ynse Stapert en welke betekenis deze hebben voor het aanbod van het leren in leefwereld van ons werk.
Met andere woorden, hoe toetsen wij de kwaliteit van ons leren op de overgang van getuigenis naar transformatie. Van transformatie naar verzet tegen de kansarmoede, achterstelling en uitsluiting.
Rotterdam, 14 oktober 2006
herman ijzerman.